Kunst Klassiek
Ko van Dun
Jeroen van Veen
Jeroen van Veen piano
Ko van Dun presentatie
www.kunstklassiek.nl
In een spannende samenspraak van woord beeld en klank brengen pianist Jeroen van Veen en kunstdocent Ko van Dun de belangrijkste ontwikkelingen in de beeldende kunst en de muziek van de 19e en de 20e eeuw tot leven.
De acht voorstellingen vormen een samenhangende reeks. Elk apart biedt iedere voorstelling een afgerond verhaal met een eigen thema en ontwikkeling.
de 19e eeuw
Beethoven@David
1750-1815
Chopin@Delacroix
1815-1850
Liszt@Manet
1850-1880
Wagner@Van Gogh
1880-1900
de 20e eeuw
Picasso@Stravinsky
1900-1915
Mondriaan@Schönberg
1915-1940
Cage@Pollock
1940-1965
Reich@Warhol
1965-2000
Beethoven@David
1750-1815
David’s Dood van Marat, Beethoven’s Eroica, Géricault’s Vlot van de Medusa verbeelden de heftige gemoedsbewegingen waarmee de overgang van het Ancien Régime naar de burgerlijke samenleving gepaard gaat.
Tegen de achtergrond van een wereld in chaos treden kunstenaars naar voren die getuigen van een grootse visie en passie. Hun werk is onderwerp een presentatie die voert van de Franse Revolutie tot de val van Napoleon, van Mozart naar Beethoven, van Boucher naar Géricault, van het hof naar de stad, van de adel naar de burgerij, van het ambacht naar de kunst....
Chopin@Delacroix
1815-1850
Chopin en Delacroix zijn beiden genieën die het romantische ideaal van de moderne kunstenaar belichamen: gevoelig, virtuoos en vol overgave. Hun werk maakt deel uit van de sfeervolle presentatie waarmee Jeroen van Veen en Ko van Dun u binnen voeren in de burgerlijke cultuur van de vroege 19e eeuw.
In intieme kring klinken hier de liederen van Schubert en de sonates van Schumann. Schilders als Friedrich en Constable voeren de natuur op als spiegel van het gemoed. Tegelijkertijd wordt het moderne leven in symfonieën en historiestukken als een mythisch drama verbeeld, groots en meeslepend.
Lizt@Manet
1850-1880
Het vroege modernisme is een van de opwindendste fasen in de geschiedenis van de kunst. Parijs is de belangrijkste plaats van handeling. Hier wijdt de bourgeoisie zich vol overgave aan een leven van vrijheid en zingenot en - op een dieper niveau - aan de zoektocht naar een nieuw zinperspectief.
De muziek en de schilderkunst is de betoverende spiegel van deze wereld. Na de eerste aanzetten van Courbet en Manet komt in de jaren ’70, in het werk van impressionisten als Monet en Renoir, het vernieuwingsproces in een stroomversnelling.
De opkomst van de massacultuur met nieuwe fenomenen als het café-dansant en de operette brengt ook in de muziek nieuwe ontwikkelingen met zich mee.
Wagner@Van Gogh
1880-1900
In het werk van de ‘grote vier’ van de late negentiende eeuw, neemt het verhaal van de schilderkunst een beslissende wending. Seurat, Gauguin, Van Gogh en Cézanne gaan, elk op zijn eigen manier, op zoek naar de essentie van schoonheid en maken daarmee de weg vrij voor de moderne kunst van de 20e eeuw..
Dé grote inspirator is in deze periode Richard Wagner, de componist die met zijn concept van het Gesamtkunstwerk staat voor een breed gevoeld verlangen naar een nieuwe verbondenheid en eenheid.
In een geseculariseerde wereld wordt de kunst bijna tot een nieuwe religie verheven.
Picasso@Stravinsky
1900-1915
Aan de vooravond van de eerste wereldoorlog komt de muziek en de beeldende kunst tot grote bloei. Parijs is het culturele brandpunt van Europa. In de nieuw gebouwde stad ontwikkelt het modernisme zich vanaf de late 19e eeuw als de kunst van een zelfbewuste burgerij die definitief afstand neemt van de oude standenmaatschappij.
De droom van een nieuwe wereld is de voedingsbodem van een ongekende vernieuwingsdrift. Wat rond 1870 begint met Monet en Liszt komt in de vroege jaren van de 20e eeuw tot een hoogtepunt in het werk van Picasso en Matisse, van Satie en Stravinski. Het slotakkoord is de oeropvoering van Stravinski’s Sacre du Printemps op 29 mei 1913 in het Théâtre des Champs-Elysées.
Mondriaan@Schönberg
1915-1940
Pendelend tussen traditie en moderniteit zoekt Europa na 1918 haar weg. Eerst zijn er nog opwindende nieuwe ontwikkelingen - de twaalftoonsmuziek van de Weense School, de eerste abstracte schilderijen van Mondriaan – maar al gauw verliest het modernisme zijn momentum; vooruitgangseuforie maakt plaats voor bezinning en twijfel.
Niet Parijs maar Berlijn is in de jaren ’20 het centrum. Duitsland mag dan na de oorlog moreel én materieel failliet zijn, in culturele zin is het vitaler dan ooit. In de duistere maar ook prikkelende sfeer van een samenleving in crisis geven musici als Paul Hindemith en Kurt Weil of schilders als Otto Dix en Max Beckmann het verhaal een nieuwe wending; met de taal van de kunst als gereedschap dringen zij door in de diepe krochten van de moderne ziel.
Cage@Pollock
1940-1965
In 1945 ontwaakt de mensheid uit de nachtmerrie van geweld en vernietiging. Alom heerst het beklemmende besef dat de oorlog het erfgoed van de westerse cultuur voorgoed bezoedeld heeft. De naoorlogse Europese schilderkunst geeft hiervan een indringend beeld: in hun rauw geschilderde doeken tonen schilders als Jean Dubuffet en Karel Appel de mens in al zijn verbijstering, met grote ogen, de armen uitgespreid, in de gedaante van een kind of een dier.
Een belangrijk verschil tussen Amerika en Europa is dat de nieuwe wereld veel minder gebukt gaat onder de last van de geschiedenis; New York wordt het nieuwe, vitale centrum van de westerse avant-garde.
Het nieuwe zelfbewustzijn zet de Amerikanen ertoe aan radicaal met alle overgebleven conventies te breken. In bebop en actionpainting vestigen musici en schilders de aandacht op het creatieve proces als een open uitwisseling van ideeën. Het kunstwerk wordt niet meer gepresenteerd als een af product maar in de eerste plaats als verslag van een ervaring; de betrokkenheid van het publiek is hierbij essentieel. Met één van de beroemdste composities uit de muziek van de 20e eeuw, 4’33” uit 1952, geeft John Cage aan deze ontwikkeling een beslissende wending.
Reich@Warhol
1965-2000
In de minimale kunst van de jaren ’60 en ’70 komt het modernisme tot een hoogtepunt. De overeenkomst tussen de beeldhouwer Donald Judd en de componist Philip Glass is dat ze zich louter nog bezig houden met de elementaire bouwstenen. Hun werk bestaat uit zuiver klank, vorm en kleur.
In deze zelfde periode groeit het besef dat de kunst niet meer op zichzelf staat. In de moderne massacultuur gaan kunst en werkelijkheid in elkaar over. Schilders zetten filmaffiches om in museumkunst, componisten gebruiken vogelgezang en claxonerende auto’s. Steeds meer wordt duidelijk dat kunst vooral ook een houding is, een ontvankelijkheid voor schoonheid en betekenis die in wezen overal gevonden kan worden. De verbeelding van dit inzicht is de laatste grote uitdaging van het modernisme.
Ko van Dun
Jeroen van Veen
Jeroen van Veen piano
Ko van Dun presentatie
www.kunstklassiek.nl
In een spannende samenspraak van woord beeld en klank brengen pianist Jeroen van Veen en kunstdocent Ko van Dun de belangrijkste ontwikkelingen in de beeldende kunst en de muziek van de 19e en de 20e eeuw tot leven.
De acht voorstellingen vormen een samenhangende reeks. Elk apart biedt iedere voorstelling een afgerond verhaal met een eigen thema en ontwikkeling.
de 19e eeuw
Beethoven@David
1750-1815
Chopin@Delacroix
1815-1850
Liszt@Manet
1850-1880
Wagner@Van Gogh
1880-1900
de 20e eeuw
Picasso@Stravinsky
1900-1915
Mondriaan@Schönberg
1915-1940
Cage@Pollock
1940-1965
Reich@Warhol
1965-2000
Beethoven@David
1750-1815
Scarlatti | Boucher |
Mozart | David |
Beethoven | Goya |
Clementi | Géricault |
David’s Dood van Marat, Beethoven’s Eroica, Géricault’s Vlot van de Medusa verbeelden de heftige gemoedsbewegingen waarmee de overgang van het Ancien Régime naar de burgerlijke samenleving gepaard gaat.
Tegen de achtergrond van een wereld in chaos treden kunstenaars naar voren die getuigen van een grootse visie en passie. Hun werk is onderwerp een presentatie die voert van de Franse Revolutie tot de val van Napoleon, van Mozart naar Beethoven, van Boucher naar Géricault, van het hof naar de stad, van de adel naar de burgerij, van het ambacht naar de kunst....
Chopin@Delacroix
1815-1850
Schubert | Friedrich |
Schumann | Constable |
Chopin | Delacroix |
Liszt | Turner |
Chopin en Delacroix zijn beiden genieën die het romantische ideaal van de moderne kunstenaar belichamen: gevoelig, virtuoos en vol overgave. Hun werk maakt deel uit van de sfeervolle presentatie waarmee Jeroen van Veen en Ko van Dun u binnen voeren in de burgerlijke cultuur van de vroege 19e eeuw.
In intieme kring klinken hier de liederen van Schubert en de sonates van Schumann. Schilders als Friedrich en Constable voeren de natuur op als spiegel van het gemoed. Tegelijkertijd wordt het moderne leven in symfonieën en historiestukken als een mythisch drama verbeeld, groots en meeslepend.
Lizt@Manet
1850-1880
Liszt | Courbet |
Offenbach | Manet |
Debussy | Renoir |
Saint-Saens | |
Het vroege modernisme is een van de opwindendste fasen in de geschiedenis van de kunst. Parijs is de belangrijkste plaats van handeling. Hier wijdt de bourgeoisie zich vol overgave aan een leven van vrijheid en zingenot en - op een dieper niveau - aan de zoektocht naar een nieuw zinperspectief.
De muziek en de schilderkunst is de betoverende spiegel van deze wereld. Na de eerste aanzetten van Courbet en Manet komt in de jaren ’70, in het werk van impressionisten als Monet en Renoir, het vernieuwingsproces in een stroomversnelling.
De opkomst van de massacultuur met nieuwe fenomenen als het café-dansant en de operette brengt ook in de muziek nieuwe ontwikkelingen met zich mee.
Wagner@Van Gogh
1880-1900
Wagner | Seurat |
Brahms | Van Gogh |
Rachmaninoff | Gauguin |
Skjabin | Cézanne |
In het werk van de ‘grote vier’ van de late negentiende eeuw, neemt het verhaal van de schilderkunst een beslissende wending. Seurat, Gauguin, Van Gogh en Cézanne gaan, elk op zijn eigen manier, op zoek naar de essentie van schoonheid en maken daarmee de weg vrij voor de moderne kunst van de 20e eeuw..
Dé grote inspirator is in deze periode Richard Wagner, de componist die met zijn concept van het Gesamtkunstwerk staat voor een breed gevoeld verlangen naar een nieuwe verbondenheid en eenheid.
In een geseculariseerde wereld wordt de kunst bijna tot een nieuwe religie verheven.
Picasso@Stravinsky
1900-1915
Satie | Matisse |
Stravinski | Picasso |
Liszt | Delaunay |
Debussy | Severini |
Aan de vooravond van de eerste wereldoorlog komt de muziek en de beeldende kunst tot grote bloei. Parijs is het culturele brandpunt van Europa. In de nieuw gebouwde stad ontwikkelt het modernisme zich vanaf de late 19e eeuw als de kunst van een zelfbewuste burgerij die definitief afstand neemt van de oude standenmaatschappij.
De droom van een nieuwe wereld is de voedingsbodem van een ongekende vernieuwingsdrift. Wat rond 1870 begint met Monet en Liszt komt in de vroege jaren van de 20e eeuw tot een hoogtepunt in het werk van Picasso en Matisse, van Satie en Stravinski. Het slotakkoord is de oeropvoering van Stravinski’s Sacre du Printemps op 29 mei 1913 in het Théâtre des Champs-Elysées.
Mondriaan@Schönberg
1915-1940
Schönberg | Mondriaan |
Weil | Malewitch |
Hindemith | Dix |
Shostakovitch, | Beckmann |
Pendelend tussen traditie en moderniteit zoekt Europa na 1918 haar weg. Eerst zijn er nog opwindende nieuwe ontwikkelingen - de twaalftoonsmuziek van de Weense School, de eerste abstracte schilderijen van Mondriaan – maar al gauw verliest het modernisme zijn momentum; vooruitgangseuforie maakt plaats voor bezinning en twijfel.
Niet Parijs maar Berlijn is in de jaren ’20 het centrum. Duitsland mag dan na de oorlog moreel én materieel failliet zijn, in culturele zin is het vitaler dan ooit. In de duistere maar ook prikkelende sfeer van een samenleving in crisis geven musici als Paul Hindemith en Kurt Weil of schilders als Otto Dix en Max Beckmann het verhaal een nieuwe wending; met de taal van de kunst als gereedschap dringen zij door in de diepe krochten van de moderne ziel.
Cage@Pollock
1940-1965
Gershwin | Appel |
Messiaen | Pollock |
Cage | De Kooning |
Feldman | Rauschenberg |
In 1945 ontwaakt de mensheid uit de nachtmerrie van geweld en vernietiging. Alom heerst het beklemmende besef dat de oorlog het erfgoed van de westerse cultuur voorgoed bezoedeld heeft. De naoorlogse Europese schilderkunst geeft hiervan een indringend beeld: in hun rauw geschilderde doeken tonen schilders als Jean Dubuffet en Karel Appel de mens in al zijn verbijstering, met grote ogen, de armen uitgespreid, in de gedaante van een kind of een dier.
Een belangrijk verschil tussen Amerika en Europa is dat de nieuwe wereld veel minder gebukt gaat onder de last van de geschiedenis; New York wordt het nieuwe, vitale centrum van de westerse avant-garde.
Het nieuwe zelfbewustzijn zet de Amerikanen ertoe aan radicaal met alle overgebleven conventies te breken. In bebop en actionpainting vestigen musici en schilders de aandacht op het creatieve proces als een open uitwisseling van ideeën. Het kunstwerk wordt niet meer gepresenteerd als een af product maar in de eerste plaats als verslag van een ervaring; de betrokkenheid van het publiek is hierbij essentieel. Met één van de beroemdste composities uit de muziek van de 20e eeuw, 4’33” uit 1952, geeft John Cage aan deze ontwikkeling een beslissende wending.
Reich@Warhol
1965-2000
Riley | Klein |
Reich | Judd |
Glass | Warhol |
Ter Veldhuis | Gursky |
In de minimale kunst van de jaren ’60 en ’70 komt het modernisme tot een hoogtepunt. De overeenkomst tussen de beeldhouwer Donald Judd en de componist Philip Glass is dat ze zich louter nog bezig houden met de elementaire bouwstenen. Hun werk bestaat uit zuiver klank, vorm en kleur.
In deze zelfde periode groeit het besef dat de kunst niet meer op zichzelf staat. In de moderne massacultuur gaan kunst en werkelijkheid in elkaar over. Schilders zetten filmaffiches om in museumkunst, componisten gebruiken vogelgezang en claxonerende auto’s. Steeds meer wordt duidelijk dat kunst vooral ook een houding is, een ontvankelijkheid voor schoonheid en betekenis die in wezen overal gevonden kan worden. De verbeelding van dit inzicht is de laatste grote uitdaging van het modernisme.